“Ik vond het een heel groot voordeel als jongeren onder elkaar het politieke vak konden leren.”

Het is lastig voor te stellen, maar niet iedereen bij D66 was ruim veertig jaar geleden even enthousiast over de oprichting van de Jonge Democraten. Zo zag Hans van Mierlo er weinig in. Het was voornamelijk aan Bob van den Bos (77), vicevoorzitter politiek van D66 en tevens columnist bij het lijfblad democraat, om hartstochtig te pleiten voor een onafhankelijke jongerenorganisatie, terwijl machtige figuren dat juist wilde tegenhouden. De DEMO interviewde hem over de prille begindagen. 

Aiden Bennett

Breda, 1978. In congreslocatie het Turfschip in Breda, immers nu een parkeergarage, spreken D66-congresleden zich uit over de vorm en het bestaansrecht van een jongerenorganisatie. Binnen de partij bestond de vrees dat een deelorganisatie van jongeren ook deelbelangen zou gaan dienen. Van den Bos: “Wij zijn altijd een partij voor het algemeen belang geweest.” Dat is niet verrassend, omdat D66 zich juist verzette tegen de verzuilingspolitiek. Men wilde dat op hen gestemd werd gebaseerd op de inhoud van het partijprogramma.Toch stemde het congres vóór het oprichten van een jongerenorganisatie, maar binnen D66 en niet erbuiten.

Bij het voorjaarscongres van ’79 kreeg het orgaan zijn eindvorm. Het werd een werkgroep met de naam ‘Jongerenaktiveringscentrum’ (JOAC) die onder de verantwoordelijkheid viel van het hoofdbestuur. “Het was een voorloper van de Jonge Democraten, maar het was geen echte organisatie. Het waren in feite de woordvoerders voor de jongeren. Niet iedereen in de partij was een voorstander om van het JOAC een organisatie van te maken. Ze vonden het prima om met ze te praten en dat jongeren gezellige bijeenkomsten hielden en samen bier dronken, maar het werd niet als volwaardig gezien door een aantal mensen in de partij.” 

Toen Van den Bos zijn intrede deed in het hoofdbestuur als vicevoorzitter politiek in 1981, was de JOAC in volle gang. Toch proefde hij dat er behoefte was aan meer. “Ik vond het een heel groot voordeel als jongeren onder elkaar het politieke vak konden leren. Dan worden ze niet op de vingers gekeken door allerlei mensen uit de partij. Ze durven dan meer als ze onder elkaar zijn. Er is ruimte om fouten te maken en om te oefenen. Ook vond ik de sociale ontmoetingsfunctie van belang. Het was ook een plek waar jongeren graag kwamen om elkaar te ontmoeten.” 

Toch waren er mensen binnen D66 die het wat anders zagen, waaronder Hans van Mierlo. “Binnen de partij was al het breedgedragen sentiment jeugdig te zijn, dus vroegen mensen zich af: ‘hoezo moeten we nog een aparte jongerenorganisatie hebben?’ Zeker Van Mierlo, die een jonge opstandige was. Hij zag zichzelf altijd nog als jong en bleef dat eigenlijk ook”. Daarnaast heerste nog altijd de angst dat er zo een deelbelang zou worden bediend. Van den Bos ervaarde die angst niet: “Het was totaal geen overtuigend argument om tegen de oprichting van de Jonge Democraten te zijn. Ik kende die jongeren; ze gingen veel verder en breder dan alleen hun eigen belang. Ze hadden het over diverse onderwerpen en echt niet alleen over de belangen van studenten. Het was niet zo!”

Van den Bos en de jongeren kregen in 1984 hun zin. Bij het voorjaarscongres werd de resolutie van de vicevoorzitter aangenomen waarmee een zelfstandige jongerenorganisatie, de Jonge Democraten, een feit was. Het was een lang pad geweest, mede doordat een instemming van het hoofdbestuur noodzakelijk was volgens de statuten. “Jacob Kohnstamm was D66-voorzitter en hij was het helemaal eens met Van Mierlo. Ik moest dus niet alleen een deel van de partij overtuigen, maar ook de voorzitter. Ik heb toch een meerderheid binnen het hoofdbestuur mee kunnen krijgen. Hoe zeg ik dat netjes? Ik heb het gewonnen.’’ Van den Bos zou uiteindelijk zelf het allereerste JD-bestuur installeren in café Eik van Linde in Amsterdam.

Als ik Van den Bos attendeer op het thema van dit magazine, ‘domheid’, had hij over van de tegenstanders van de Jonge Democraten het volgende te zeggen: “Laat ik Koningin Máxima citeren: ‘Hij was een beetje dom’. Het domme zat erin, dat de tegenstanders zich onvoldoende hadden weten te verplaatsen in de behoeften van jongeren. Ik vind juist als D66’er, dat de kern van het politiek denken ligt in jezelf kunnen verplaatsen in anderen.”


Bron foto: Aiden Benett

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *